Annemarie Mars - Waarom zou je mensen betrekken

Waarom zou je mensen betrekken?

“Mensen verzetten zich doorgaans een stuk minder tegen hun eigen ideeën”, las ik in een managementboek.

De zin gaf me om twee redenen buikpijn.

Ten eerste

De zin klopt gewoon niet. Ik kan talloze ideeën van mezelf noemen die gesneuveld zijn op mijn eigen verzet. Zoals al mijn nieuwjaarsvoornemens. En de onzalige gedachte, gelukkig alweer meer dan vijftien jaar geleden, dat ik files dacht te kunnen vermijden door motor te leren rijden.

Dat was geen goed idee.

Het is evenmin waar dat mensen zich tegen een idee van een ander zullen verzetten, 𝘢𝘭𝘭𝘦𝘦𝘯 omdat ze niet betrokken zijn geweest. Het not invented here-syndroom is nog nooit waargenomen bij winnaars van de loterij. Steve Jobs heeft mij niet gebeld voordat hij de Ipad lanceerde. Ik heb niet in de klankbordgroep gezeten. En toch is mijn leven door dat ding blijvend veranderd.

Een goed idee hoeft niet van jezelf te komen om het te kunnen omarmen. Soms weet een ander beter wat goed voor je is dan jezelf.

Ten tweede

Er wringt in de zin iets in de volgordelijkheid: 𝘢𝘭𝘴 ideeën uit mensen zelf komen, 𝘥𝘢𝘯 heb je minder verzet. Het vermijden van verzet, daar is het dus om te doen.

Het idee van de ander is een middel, het krijgen van draagvlak is het doel.

Dat is de omgekeerde wereld. Dan betrek je mensen om ze het gevoel te geven dat ze betrokken zijn. Je neemt ook hun slechte ideeën over; als ze zich maar gehoord voelen. Zo ga je één stap vooruit en twee achteruit. Of eigenlijk drie, want die mensen voelen feilloos aan dat hun inbreng slechts een middel voor je was.

Je krijgt precies wat je niet wilde: verzet.

Dus?

We moeten terug naar de werkelijke reden dat we mensen zouden moeten willen betrekken. Dat is omdat in een complexe wereld niemand alles kan overzien. Elk veranderidee dat het leven en werk van anderen raakt heeft de inbreng van die anderen nodig. Om te kijken of dat het best mogelijke idee is, om het verder vorm te geven, om het te toetsen op haalbaarheid en om het voor ieders situatie op maat te maken. Omdat een idee alleen dan kans van slagen heeft.

Je moet mensen niet betrekken omdat je draagvlak wilt, maar omdat je hun inbreng nodig hebt. Dan krijg je draagvlak.

Annemarie Mars, december 2018 (bewerkt november 2024)


Voor de liefhebber

In hoofdstuk 5, paragraaf 1 (‘Geef ruimte’) van Hoe krijg je ze mee?, lees je verschillende interventievormen om mensen te betrekken.

Fotocredits: “The Birds” by edu_fon is licensed under CC BY 2.0
Lees meer →
Annemarie Mars - Hoe verdien je vertrouwen

Ga je voor commitment of compliance?

Het lijkt me een waarheid als een koe dat een verandering alleen kan slagen als mensen erachter staan. Als ze zich aan de verandering verbinden. De Engelsen noemen dat commitment.

Toch zie ik in de praktijk ook veranderaars die er genoegen mee nemen als mensen er niet achter staan. Als ze weliswaar het ‘gewenste’ gedrag tonen, maar alleen omdat ze geen ruimte voelen om iets anders te doen. De Engelsen noemen dat compliance.

Genoeg reden om te onderzoeken of deze veranderaars een punt hebben.

Ik laat er twee aan het woord:

Ik heb een medewerker in mijn team die disfunctioneert. En dus heb ik hem gezegd dat we met hem gaan stoppen. Maar wat ik ook doe of zeg, hij begrijpt het niet of hij wil het niet begrijpen. Hij is alleen maar boos. Maar ik kan deze situatie niet laten voorbestaan. De klanten en andere collega’s hebben er teveel last van. Dan maar boos”.

“We moeten van de inspectie aan een richtlijn voldoen die medewerkers alleen maar hinderen in hun werk. Ondanks herhaalde uitleg is niemand overtuigd waar de richtlijn goed voor is. Maar als we niet kunnen laten zien dat we aan de richtlijn voldoen hebben we als organisatie een probleem. Zoveel moeite kost het nou ook weer niet. Dit is gewoon iets dat moet, of we het nou leuk vinden of niet”.

Aan de hand van deze voorbeelden ben ik op zoek gegaan naar de voorwaarden waaronder je als veranderaar kunt volstaan met compliance. Ik zag er drie. En ze moeten alle drie van toepassing zijn.

Als commitment er niet in zit

In het eerste voorbeeld zijn de belangen van de veranderaar en de ander groot én onverenigbaar. Ze zijn ook niet bij elkaar te brengen. En er zijn belangen van klanten en collega’s die ook geraakt worden. De veranderaar doorkruist de belangen van de ander om de belangen van zichzelf en van derden te beschermen in de wetenschap dat het commitment van de ander uitgesloten is. Omdat veranderen op basis van compliance nog steeds te verkiezen is boven niet veranderen.

In het tweede voorbeeld zijn er ook onverenigbare belangen die maken dat commitment er niet inzit. De inspectie wil iets, en de medewerkers willen dat niet. Maar hier ligt het anders. Als een richtlijn door degenen die hem moeten uitvoeren, alle uitleg ten spijt, alleen maar wordt gezien als een belemmering voor het werk, dan is de vraag gerechtigd of die richtlijn wel klopt. Dan zijn de onverenigbare belangen niet inherent aan de situatie, maar het gevolg van een verandering waar niet goed genoeg over is nagedacht. Volstaan met compliance is dan geen oplossing. In lobbyen om de richtlijn te heroverwegen of kiezen voor burgerlijke ongehoorzaamheid liggen nog manieren om de weg naar commitment wel open te leggen.

Als je ook je doel bereikt met ‘leeg’ gedrag

In het eerste voorbeeld bereikt de veranderaar ook zijn doel als de ander zich er niet aan verbonden heeft. De ander hoeft het niet eens te begrijpen. Als hij maar het gewenste gedrag toont. In dit geval: weggaan. Dit voorbeeld behoort tot de categorie: ‘als de ander het niet begrijpt, dan rest de mededeling’.

Maar in het tweede voorbeeld kan de veranderaar niet met ‘leeg gedrag’ volstaan. Medewerkers zullen nooit kwaliteit kunnen leveren door een richtlijn te volgen – al is het maar een vinkje zetten op een formulier- waarvan ze niet eens begrijpen welk doel het dient. Dan weet je nooit zeker of ze het juiste vinkje zetten. Volstaan met compliance betekent garbage in, garbage out.

Als je de relatieschade voor lief kunt nemen

Als je naar iemand het signaal afgeeft dat het je niet uitmaakt hoe hij zich voelt, als hij maar doet wat je wilt, reduceer je hem tot een middel om jouw doel te bereiken. En dat doet iets met de relatie.

Dat is een hoge prijs als je met de ander een partnership bent aangegaan. Bijvoorbeeld met medewerkers, zoals in het tweede voorbeeld. Want in een partnership is de relatie het belangrijkste kapitaal. We hadden in dit voorbeeld al gezien dat compliance niets oplost, laat staan dat je daar de relatie voor in gevaar wilt brengen.

Ook als je het partnership verbreekt, zoals de veranderaar in het eerste voorbeeld, ben je medeverantwoordelijk voor het gevoel waarmee de ander zijn weg vervolgt. Maar zelfs dan is niet altijd te voorkomen dat de ander jou als de vijand ziet. Dan kan de urgentie van de verandering nog steeds zo groot zijn dat je de relatieschade voor lief neemt. En waarin je dus volstaat met compliance.

Maar dat is niet hetzelfde als de ander opgeven, of hem zelf ook als de vijand zien. Hét bewijs dat je de ander ziet als een doel op zichzelf is dat je blijft streven naar zijn commitment. Ook al lukt het je niet, of alleen maar een beetje. Of gaat er lange tijd overheen voordat de ander het zo kan voelen.

Dus?

In het tweede voorbeeld kan de veranderaar niet volstaan met compliance. Hij bereikt er niets mee, hij laat het onderliggende probleem ongemoeid en hij brengt onnodig de relatie in gevaar.

Het eerste voorbeeld laat zien dat er uitzonderlijke situaties zijn waarin veranderen op basis van compliance nog steeds te verkiezen is boven niet veranderen. Maar zelfs dan zou je je streven naar het commitment van de ander niet mogen loslaten.

Je gaat dus altijd voor commitment.

Annemarie Mars, augustus 2018


Voor de liefhebber

In De functie van frictie verken ik in hoofdstuk 14 het verschil verder tussen commitment en compliance. Ik noem het daar vol gedrag en leeg gedrag.De functie van frictie

Fotocredits: “A pair of King Penguins” by Liam Quinn is licensed under CC BY-SA 2.0
Lees meer →

Hoe verhoog je de veranderbereidheid van medewerkers?

Als er in managementland een ‘heilige graal’ zou moeten worden aangewezen, dan komt het begrip ‘veranderbereidheid’ zeker in aanmerking. Voor dit blog ben ik daarom op zoek gegaan naar antwoorden op de vraag hoe je de veranderbereidheid van medewerkers verhoogt. Ik heb er vijf gevonden.

Door realistische verwachtingen te hebben

Wat bepaalt of een medewerker bereid is om te veranderen of juist niet? Daarover nadenkend kwam ik vier factoren tegen. Ten eerste zal de persoonlijkheid van de medewerker een rol spelen. Zo is ‘openheid’, de mate waarin mensen openstaan voor nieuwe ervaringen, één van de persoonlijkheidskenmerken in het alom bekende ‘Big Five’-model.

Het lijkt me vervolgens dat er ook omgevingsfactoren van belang zijn. In een economische crisis zullen medewerkers anders reageren op verandering dan in een hoogconjunctuur waar headhunters dagelijks aan de telefoon hangen. Persoonlijke omstandigheden kunnen vervolgens inkleuren of er voor een medewerker veel op het spel staat ofwel dat hij niets te verliezen heeft.

Ten derde zullen medewerkers ongetwijfeld meer tot bewegen geneigd zijn in een organisatiecultuur waarin prestaties, functioneren en gedrag opbouwend onderwerp van gesprek zijn dan in organisaties waar non-interventie en de warme deken als vaste norm gelden.

Ten slotte kan veranderbereidheid ook niet los gezien worden van de inhoud van de verandering waarvoor veranderaars de veranderbereidheid willen aanboren. De meeste medewerkers zullen meer bereid zijn mee te gaan met een salarisverhoging dan met een reorganisatie, en anders reageren op een leertraject dan op een kostenreductie.

Van deze vier factoren liggen de eerste twee buiten het bereik van de veranderaar (tenminste voor medewerkers die al binnen zijn, want daar gaat dit blog over). Veranderbereidheid van medewerkers is dus maar ten dele ‘maakbaar’. Realistische verwachtingen zijn dus op zijn plaats.

Niet door met medewerkers in gesprek te gaan over hun veranderbereidheid

Als veranderbereidheid ook afhangt van situationele factoren, heeft het dus weinig zin om in algemene zin te praten over ‘de’ veranderbereidheid van de medewerker. Het gesprek daarover met de medewerker zelf is trouwens überhaupt af te raden. Als ouders worstelen met de opvoeding van hun kind voelt iedereen aan dat het misplaatst is als ze met dat kind in gesprek gaat over zijn opvoedingsbereidheid.

Wat daar wringt is dat degene die iets wil veranderen de ander verantwoordelijk maakt voor zijn eigen onvermogen om de ander te bereiken. De ander zal dat terecht interpreteren als een wijzend vingertje. Dat verwijt blijft helaas nogal eens onder de oppervlakte waar het wel relatieschade aanricht. Het effect is dat de ander afstand neemt en zich in het vervolg minder beïnvloedbaar toont. Een self denying prophecy dus.

Door jezelf te veranderen

Wat dan wel? Het goede nieuws is dat er voor veranderaars twee knoppen overblijven om aan te draaien. De eerste knop betreft de genoemde derde factor: de organisatiecultuur . De beste ingang voor veranderaars om die te veranderen is door te investeren in hun eigen leiderschap. Als zij zich bezinnen op hun eigen bijdrage aan het in standhouden van patronen die beweging belemmeren, kan een start gemaakt worden met het doorbreken ervan.

Door de verandering te veranderen

Nadenken over de veranderbereidheid van medewerkers is zinloos zonder een relatie te leggen met de vierde factor: de specifieke verandering die voor medewerkers aan de orde is. In mijn boek ‘Hoe krijg je ze mee?’ heb ik om die reden de term ‘veranderbereidheid’ vervangen door ‘verbinding aan de verandering’. En het repertoire voor veranderaars om die verbinding bij medewerkers te stimuleren heb ik uiteengezet in vijf krachten: urgentie, ambitie, planning, interactie en leiderschap.

Veranderaars die de verbinding van medewerkers willen stimuleren dienen dus vooraleerst met elkaar in gesprek te gaan over welke krachten om een investering vragen om medewerkers (nog) beter te kunnen bereiken.

Door medewerkers mede aan het stuur te zetten

De vorige paragraaf lijkt nog op de aanname te rusten dat er een scherp onderscheid bestaat tussen ‘medewerkers’ die moeten veranderen enerzijds en ‘veranderaars’ die daarvoor hun veranderbereidheid willen aanboren anderzijds. We mogen echter niet uitsluiten dat die aanname deel is van het probleem en niet van de oplossing. In deze zienswijze zijn het immers de veranderaars die aan de knoppen draaien, terwijl medewerkers als ‘object van verandering’ aan de zijlijn staan.

Dat verandert als medewerkers zelf als (mede)veranderaar kunnen opereren; als er ruimte is om zelf veranderingen te agenderen of om bij reeds geïnitieerde veranderingen een inbreng te leveren . Dan is ‘veranderbereidheid’ niet meer iets dat door anderen moet worden aangeboord, maar dat -ook- van binnenuit bij medewerkers kan ontstaan.

Annemarie Mars, maart 2013

Lees meer →