Met welke vijf woorden maak je een verandering solide?

Niet alles wat je wil veranderen kan zomaar lukken. Wat je wil moet ook solide zijn. Het moet de potentie hebben om zijn belofte waar te maken.

Hoe kun je vaststellen of een verandering solide is?

Over die vraag zou je een boek kunnen schrijven*, maar je komt ook best een eind met vijf woorden: probleem, oorzaak, middel, doel en afnemer.

Met deze woorden kunnen we elke verandering naar zijn kern terugbrengen. Ook de complexe en grillige veranderingen. Ook de prille en onzekere veranderingen. Want in elke verandering zou je op elk moment woorden moeten kunnen wijden aan de veranderopgave zoals jij hem ziet.

Ook als je nog niet alles weet.

Met deze woorden is het namelijk mogelijk om de samenhang van een verandering op twee manieren te toetsen:

1.      Nu én straks

Richting gaat niet alleen over wat je in de toekomst wil bereiken (doel en middel), maar ook hoe zich dat verhoudt tot waar je nu staat (probleem en oorzaak). Alleen dan kan de ander voelen wat de impact, focus en urgentie is van de verandering.

2.      Gevoel én verstand

Een solide richting ontstaat in het samenspel tussen gevoel en verstand. Beide zijn essentieel maar hebben een andere functie.

Het gevoel geeft woorden aan het probleem en het doel. En het spreekt zich uit over de afnemer, degene die last heeft van het probleem en de vruchten plukt van het doel. Het is de drie-eenheid probleem, doel en afnemer die in een verandering beweging en gevoel voor richting brengt.

Het verstand hebben we hard nodig om dat gevoel met feiten te onderbouwen. En om vanuit een zo scherp mogelijk inzicht in patronen (oorzaak) de best passende oplossingen (middel) aan te wijzen.

Dus?

Gebruik deze vijf woorden om zo scherp mogelijk uit te dragen wat jij wil en om anderen te bevragen op wat zij willen.

Als je zo samen veranderopgaven af gaat pellen, zul je merken dat het vooral veel vragen losmaakt. Over het doel (is dat wat we willen?), over de afnemer (voor wie doen we dit echt?) het probleem (is de situatie ernstig genoeg om prioriteit aan te geven?), over de oorzaken (wat is er aan de hand?) en het middel (gaan deze maatregelen het doel dichterbij brengen?).

En dat zijn precies de vragen die gesteld moeten worden om samen een solide én gedeelde richting te vinden. En om die solide richting in een vloeibare wereld actueel te houden.

Annemarie Mars, 7 mei 2024

* Dit model staat in Hoe krijg je ze mee hoofdstuk 2 en 3 (urgentie en ambitie) en in De functie van frictie in deel 1: Een solide richting.

Lees meer →

Hoe zorg je dat mensen een gevoel krijgen bij een verandering?

Veel heidagen en andere groepsbijeenkomsten hebben als doel om een gevoel te krijgen bij een gezamenlijke veranderopgave. Terecht, want het gevoel is de motor van verandering. Als je dat gevoel kunt activeren, kun je samen volgende stappen zetten.

Dus gebruiken we tal van technieken om het gevoel te delen: we vertellen verhalen, we delen inspirerende voorbeelden, we nodigen rolmodellen uit als spreker, we verbeelden de toekomst en we gebruiken gaming om de verandering aan den lijve te ervaren.

Soms werken die technieken fantastisch.

En soms werken ze niet.

Als ze niet werken is het gesprek leeg. Het blijft hangen in beschouwingen over vergezichten, in gelatenheid over de verandering en in narrigheid over de werkvorm.

Hoe komt dat?

Zonder uitputtend te willen zijn, zie ik drie mogelijkheden.

1.      De veranderopgave is te abstract

Veranderopgaven komen nogal eens op tafel in de bewoordingen waarmee ze zijn uitgekristalliseerd in het visiedocument. In de redactieslag die daaraan vooraf is gegaan, zijn alle gevoelswoorden gesneuveld. De opgave is een lege huls geworden.

Dan is niet de eerste stap om mensen te vragen die huls te vullen met hun eigen gevoel. Het past beter hem te vullen met het gevoel van degene die de opgave op de veranderagenda heeft gezet. Die is aan zet om haar/zijn gevoel voor richting op tafel te leggen. Niet om het te vermenigvuldigen, maar om het te delen. Dan kunnen de anderen aangeven waar de richting wel en niet resoneert met hun eigen gevoel.

2.      De pijn onder het verlangen is nog niet gedeeld

Het gevoel dat we het liefst willen delen is verlangen. Maar als onze interventies om verlangen aan te boren vastlopen in een leeg gesprek, is dat een teken dat we eerst een ander gevoel dienen aan te boren. Dat gevoel is pijn. Het gesprek moet niet gaan over de ambitie van de verandering, maar over de urgentie. Dat voelt veel ongemakkelijker, maar het is de enige uitweg uit het lege gesprek.

3.      Je geeft valse ruimte

Het heeft iets raars om verlangen te willen delen in een opgave waar niet aan getornd mag worden. Dan zeg je: ‘jullie moeten iets, en we gaan in gesprek over waarom jullie het willen’. Die valse ruimte geeft gedoe dat in vele gedaanten het gesprek binnensluipt.

Dat wil niet zeggen dat opgelegde veranderingen geen onderwerp van gesprek mogen zijn. Ook die veranderingen slagen alleen als mensen er een gevoel bij krijgen. Het gesprek erover mag alleen niet als doel hebben om hun verlangen aan te boren, maar om er achter te komen welk gevoel de verandering bij hen losmaakt.

Dan kan blijken dat de veranderopgave geen verlangen losmaakt, maar weerstand. Het goede nieuws is: dat is ook een gevoel, én het geeft essentiële informatie om de verandering beter te maken. Waardoor je de kans groter maakt dat hij het verlangen wél raakt.

En soms is die weerstand het signaal dat het toch beter is om er wél aan te tornen.

Annemarie Mars, maart 2024

Bird Talk!” by A.Davey is licensed under CC BY 2.0.
Lees meer →

Bij welke vijf veranderdoelen moet je wegblijven?

Veranderdoelen zijn er in ontelbare soorten en maten. Maar er zijn er vijf waar je voor moet oppassen. Als dat je doel is, ben je nog niet klaar met zoeken.

1.      Wendbaarheid

Als wendbaarheid je veranderdoel is zeg je: we willen bereiken dat we sneller kunnen veranderen. Het lastige aan dat doel is dat het geen richting geeft. De vraag is welke wending je te maken hebt. Wat wil je daarmee bereiken? Dat is je doel.

2.      Eigenaarschap

Als eigenaarschap je veranderdoel is zeg je: we willen bereiken dat mensen verandering omarmen. Maar dat geeft nog geen richting. Als je er niet bij zegt waarvan je wilt dat ze eigenaar zijn, ben je niet uit op eigenaarschap, maar op gehoorzaamheid. Datgene waarvan jij wilt dat ze eigenaar zijn, dat is je doel.

3.      Kwaliteit

Als kwaliteit je veranderdoel is zeg je: we willen bereiken dat we betere kwaliteit leveren. Maar dat geeft nog geen richting. In de Van Dale staat bij het woord kwaliteit immers: ‘dat wat goed is’. De vraag is waarvan jij wilt dat het beter gaat. Dat is je doel.

4.      Effectiviteit

Als effectiviteit je veranderdoel is zeg je: ik wil meer effect bereiken. Maar dat geeft nog geen richting. Welk effect wil je bereiken? Dat is je doel.

5.      Terug naar de bedoeling

Als je veranderdoel is om terug te gaan naar de bedoeling, zeg je: ik wil dat we ons meer laten leiden door de waarden waarvoor we als organisatie op aarde zijn. Maar dat geeft nog geen richting. Elke organisatie streeft meerdere waarden na voor uiteenlopende afnemers die ook kunnen conflicteren. De vraag is welke van al die bedoelingen je op een hoger plan wilt brengen. Dat is je doel.

Dus?

Het is essentieel om te streven naar wendbaarheid, eigenaarschap, kwaliteit, effectiviteit, en om te werken vanuit de bedoeling. Maar je bereikt het alleen als je concreet maakt welke beweging je werkelijk te maken hebt.

Annemarie Mars, maart 2024

Lees meer →

Wat zijn drie lagen in elk veranderverhaal?

Verandering ontstaat in het gesprek dat we erover voeren. Waarin jij woorden uitspreekt over wat jij denkt dat wijsheid is, en de ander ook.

De tekst die jij uitspreekt over wat jij wilt veranderen noem ik ‘je veranderverhaal’. In elk veranderverhaal zitten drie lagen. Op welk moment en in welke volgorde je elke laag aanboort is maatwerk. Hoe beter je die drie lagen voor de ander zichtbaar en voelbaar maakt, hoe beter de ander zich kan verhouden tot wat jij wil.

Die drie lagen zijn de vernieuwende krachten, behoudende krachten en wat niet verandert.

Laag 1 – vernieuwende krachten

In deze laag vertel je wat er voor wie misgaat als de situatie blijft zoals hij is. Je deelt jouw urgentiegevoel. En je spreekt je uit over je ambitie: dat wat je wil bereiken. Zo leg je jouw beweegredenen op tafel.

Laag 2 – behoudende krachten

Waar redenen zijn om te bewegen, zijn ook altijd redenen om niet te bewegen. Veranderen breng verlies met zich mee, heeft nadelen en geeft onzekerheid. In deze laag erken je die behoudende krachten.

Dan kun je naar de ander voelbaar maken waarom voor jou de vernieuwende krachten zwaarder wegen dan de behoudende.

Laag 3 – wat niet verandert

Niet alles verandert, je wilt niet alles veranderen en je kunt niet alles veranderen. In deze laag tel je dus jullie zegeningen over wat jullie al hebben bereikt en waar je op verder bouwt. Je benoemt waar jullie kracht ligt die je niet kwijt wil. En je bent helder over de problemen die de verandering niet oplost.

De drie lagen in het veranderverhaal van de ander

Uiteraard heeft ook het veranderverhaal van de ander deze drie lagen. Je kunt ze dus gebruiken om goed door te vragen over wat de ander wil. Je bevraagt hem op zijn redenen om te bewegen én om niet bewegen, en op wat hij niet wil of kan veranderen.

Dan kunnen jullie in het gesprek over verandering beide veranderverhalen naast elkaar leggen en de overlap vinden waarop je samen kunt bewegen.

Annemarie Mars, december 2023

Lees meer →

Voor wie doen we de verandering eigenlijk?

(Of: je eerlijke antwoord op de vraag ‘What’s in it for me?’)

“Steven, wil je je tafel afruimen?”
“Jaha, ik doe het zo”
“Nee nu”
“Waarom?”
“Omdat het voor ons allemaal fijner is als de keuken een beetje netjes is…”
“Voor jou misschien … Ik kan hier prima mee leven”

In dit gesprekje tussen mij en mijn zoon voltrekt zich een spanningsveld dat in bijna elke verandering speelt: tussen de afnemer en de doelgroep.

De doelgroep is degene wiens gedrag de verandering tot leven wekt.

De afnemer is degene die daar de vruchten van plukt.

Soms vallen de afnemer en de doelgroep samen in één persoon. Als ik een taart bak ben ik zelf de doelgroep (ik bak hem) en de afnemer (ik eet hem op). Dat zijn de makkelijke veranderingen. Maar een belangrijke reden dat complexe veranderopgaven complex zijn, is omdat de afnemer en de doelgroep níet dezelfde persoon zijn.

In een onderwijsvernieuwing zijn de docenten de doelgroep en de studenten zijn de afnemer

In het stikstofdossier zijn de boeren de doelgroep en de natuur is de afnemer

Zowel de doelgroep als de afnemer verdienen een heldere plek in het veranderverhaal. Maar een veelvoorkomende valkuil is dat veranderaars de doelgroep onterecht voorspiegelen dat zij zelf de afnemer zijn. Als de doelgroep de waarom-vraag stelt krijgen ze een variatie op “we doen dit ook voor jou”. Terwijl de doelgroep dit blog niet gelezen hoeft te hebben om, net als mijn zoon, haarfijn aan te voelen dat dat niet zo is.

Dan krijg je onnodige frictie.

Het is een misvatting dat mensen pas meegaan als je ze een geruststellend antwoord geeft op hun vraag ‘what’s in it for me?’ Dat zou betekenen dat een verandering alleen kan slagen als de doelgroep ook de afnemer is. Dan blijven alleen de makkelijke veranderingen over.

Mensen kunnen prima meegaan in een verandering die ze voor iemand anders doen. Als die afnemer hen tenminste dierbaar is. Als hun hart naar de afnemer uitgaat.

Dus wat ik Steven had moeten antwoorden toen hij mij de waarom-vraag stelde:

“Je doet het voor mij. Ik word onrustig van een keukentafel waarop vieze borden staan. En na een drukke dag is rust voor mij heel belangrijk. Dus ik wil graag dat je de tafel afruimt”.

Dan zal hij de tafel afruimen. Want ik ben hem dierbaar.

Annemarie Mars, december 2022


Voor de liefhebber

Het onderscheid tussen doelgroep en afnemer is het onderwerp van hoofdstuk 5 van De functie van frictie.

De functie van frictie

Fotocredits: “Tit (bird)” by Kamil Porembiński is licensed under CC BY-SA 2.0.

Lees meer →

Hoe kun je zien of een veranderopgave solide is?

Ik ben er een beetje confuus van.

Donderdag postte ik een veranderkundige analyse van de toespraak van Johan Remkes aan de hand van de zes schijnwerpers uit mijn boek Vat op verandering.

De respons was overweldigend.

Nu zet ik de schijnwerper op de schijnwerpers. Want je kunt ze ook gebruiken om jouw veranderopgave te doorgronden op zijn soliditeit. Elke schijnwerper heeft een vraag, houvast, uitdaging en valkuil.

1. Richting – de schijnwerper op de inhoud

Hier is de vraag: waarom veranderen? Mensen komen in beweging door een combinatie van twee beweegredenen: urgentie en ambitie. De uitdaging in elke opgave is om je urgentie en ambitie zo voelbaar te maken dat mensen begrijpen waarom het nodig is en wat het voor hen betekent. Een veel voorkomende valkuil is een impliciete urgentie.

2. Reacties – de schijnwerper op de ander

Hier is de vraag: hoe zit de mensen erin op wie de verandering gericht is? Een verandering kan verschillende reacties losmaken: ontkenning, weerstand, reflectie en verbinding. De uitdaging is de reacties te (h)erkennen en ze recht te doen. De valkuil is dat je de ander op zijn reactie veroordeelt.

3. Ruimte – de schijnwerper op de aanpak

Hier is de vraag: wat is aan de ander? Er zijn vijf veranderstrategieën: weten, moeten, leren en ontdekken, willen en loslaten. Met elke veranderstrategie geef je een andere ruimte af aan de ander om een stempel op de verandering te drukken. De uitdaging is om de veranderstrategie te kiezen die past bij jouw opgave. De valkuil is valse ruimte: de ruimte die je zegt te geven is niet de ruimte die je werkelijk geeft.

4. Relatie – de schijnwerper op jullie

Hier is de vraag: hoe verhouden jullie je tot elkaar? Een goede relatie kenmerkt zich door loyaliteit en vertrouwen. Maar vertrouwen is geen knop waaraan je bij de ander kunt draaien. Die knop zit bij jou en heet loyaliteit: de behoefte om dienend te zijn aan wat voor de ander belangrijk is. De uitdaging is om ook als het lastig wordt je loyaliteit naar de ander niet te verliezen, want dan stap je in de ring. Dat is de valkuil.

5. Regie – de schijnwerper op de route en de rolverdeling

Hier is de vraag: wat is de volgende stap? Je kunt gepland en organisch veranderen. De uitdaging is om de planningsdichtheid te kiezen die de verandering nodig heeft. De grootste valkuil is ongepland veranderen: je laat je meevoeren door de stroom.

En bij regie hoort nog een vraag: wie heeft welke rol? Veranderaars kunnen vier rollen innemen: de sturende rol, de coördinerende rol, de uitvoerende rol en de ondersteunende rol. De valkuil is rolverwarring.

6. Reflectie – de schijnwerper op jou

Hier is de vraag: wat zegt deze situatie over jou? De reacties op verandering zijn ook op jou van toepassing. De uitdaging is om open te staan voor de mogelijkheid dat je in ontkenning zit en om je weerstand onder ogen te zien. De valkuil is dat je je afsluit voor de mogelijkheid dat je zelf ook object van verandering bent.

Succes met doorgronden van jouw veranderopgave!

Annemarie Mars, oktober 2022


Voor de liefhebber:

Mijn Podcast De kunst van het vinden is opgebouwd uit de zes schijnwerpers. Er hoort een e-book bij waar de tekst is uitgeschreven met de plaatjes van de modellen erin.

De verandermanagement informatiepagina op mijn website werkt ook met de schijnwerpers. Per schijnwerper laat ik je het hoofdmodel zien en alle blogs die ik erover geschreven heb.

En klik hier voor een fijne tabel met de schijnwerpers in een samenvattend overzicht.

Lees meer →

Wat is de waarde van kernwaarden?

Ik loop al een tijdje te kauwen op het woord ‘waarde’. Dat is op dit moment nogal een groot ding in managementland.

Het is me opgevallen dat het woord op twee manieren wordt gebruikt: als ‘toegevoegde waarde’ en als ‘kernwaarde’.

Toegevoegde waarde

Waarde is dan ‘wat je teweegbrengt’. Het is de bijdrage die je als organisatie levert aan de buitenwereld; de prestaties die je realiseert voor je afnemers. Zoals gezondheid voor je patiënten, mobiliteit voor je treinreizigers, veiligheid voor burgers en beroepsbekwaamheid voor je studenten.

Toegevoegde waarde is een reden dat je als organisatie op aarde bent. Het gesprek erover is onmisbaar om legitimatie, richting en focus te geven aan verandering.

Kernwaarden

Waarde is dan ‘wat je van binnen bent’. Het is een houdingskenmerk van een ideale medewerker. Ik ken bijna geen organisatie die niet beschikt over een rijtje van meestal drie of vier kernwaarden:

“Persoonlijk, verbindend en nieuwsgierig”

“Betrouwbaar, open, relevant en gedreven”

“Integer, betrouwbaar, moedig en verbindend”

In deze tweede betekenis zit mijn worsteling. Al googelend zag ik dat het idee van kernwaarden is dat ze richting geven aan het handelen.

Maar ik zie nergens dat ze dat doen.

Medewerkers kennen ze niet, ze halen hun schouders erover op of ze voelen er een wijzend vingertje in. Het gesprek erover blijft abstract, gaat vooral over anderen en is losgezongen van het dagelijks werk. Dus blijft reflectie uit, en verandert er niets.

Dus?

Ik ben in de war. Eén innerlijke stem roept: moeten we niet gewoon helemaal stoppen met dat lege gesprek over kernwaarden, zodat we alle kostbare tijd kunnen besteden aan het wezenlijke gesprek over toegevoegde waarde? Terwijl een andere er tegenin brengt: als zoveel organisaties ervoor kiezen om kernwaarden te formuleren, dan moet dat toch toegevoegde waarde voor ze hebben?

Wat mis ik?

Annemarie Mars, maart 2022

PS: lees hier de vele antwoorden op mijn slotvraag in de commentssectie van het blog op LinkedIn


Voor de liefhebber

In hoofdstuk 5 van De functie van frictie behandel ik het woord waarde in de betekenis van toegevoegde waarde, als onmisbaar onderdeel van een solide richting. Het woord kernwaarde komt in het boek niet voor, maar ik benoem wel de valkuil dat houding als een doel op zichzelf wordt gezien. Dat heb ik verder uitgewerkt in het blog van november 2021: Hoe ga je in gesprek over iemands houding?

Fotocredits: “cedar waxwing birds berries” by watts_photos is marked with CC BY 2.0.
Lees meer →

Wat is er mis met streven naar kwaliteit?

Het woord kwaliteit heeft in veel organisaties een prominente plek als veranderdoel:

“We willen de kwaliteit van zorg verbeteren”

“We investeren in de onderwijskwaliteit”

“Deze verandering is een kwaliteitsimpuls”

Er is vast geen woord van gelogen. Maar het zegt niets.

Hoe komt dat?

De van Dale omschrijft het woord kwaliteit als: ‘de mate waarin iets goed is’. Als kwaliteit je doel is, zeg je dat je wilt bereiken dat iets goed wordt. Maar je zegt er niet bij wat jij goed vindt.

Het woord kwaliteit is een lege huls.

De prijs die je betaalt is een gebrek aan focus. Ieder kan aan de verandering zijn eigen invulling geven. Je denkt dat je samen op reis bent, maar ieder beweegt vanuit zijn eigen doelen.

Hoe kunnen we de lege huls opvullen?

De vulling die we nodig hebben zijn de waarden die je als organisatie toevoegt. Ofwel de prestaties die je levert naar je afnemers:

“Met kwaliteit van zorg bedoelen we dat we willen dat patiënten sneller beter worden”

“Onderwijskwaliteit gaat over het bieden van grotere keuzevrijheid voor studenten”

“De kwaliteitsimpuls is gericht op meer gastvrijheid voor onze klanten”

Door de huls te vullen met waarden, zoals snelheid, keuzevrijheid of gastvrijheid, ontstaat al enig gevoel voor richting.

Maar je hebt nog geen focus.

Hoezo?

De lege kwaliteitshuls is zo rekbaar als de bek van een pelikaan: er kan altijd nog wel een visje bij. In complexe organisaties is elke waarde belangrijk en alles hangt met alles samen. Met elke waarde die je aan je rijtje van doelen toevoegt dijt de verandering verder uit, tot hij onder zijn eigen gewicht bezwijkt en stilvalt.

Wat dan wel?

Focus ontstaat niet door het opsommen van de waarden die je als organisatie nastreeft, maar door het aanwijzen van de waarden waaraan je het grootste tekort voelt:

“Is ons grootste probleem dat patiënten te langzaam beter worden? Of vinden we de lange wachtlijsten erger?”

“Gaan onze studenten het meeste gebukt onder een gebrek aan keuzemogelijkheden? Of onder een gebrek aan aandacht?”

“Vinden onze klanten onze gastvrijheid een probleem? Of hebben ze meer last van onze lange doorlooptijden?”

Dan kan duidelijk worden welke waarden wel een investering vragen om ze op een hoger plan te krijgen, en welke niet.

Dan heb je focus.

Annemarie Mars, maart 2022


Voor de liefhebber

In hoofdstuk 5 van De functie van frictie ga ik dieper in op je doel als een waarde. Dan geef ik ook de afnemer een plek in de verwoording van je doel, als degene die de vruchten plukt van de verbeterde waarde. En ik maak het onderscheid tussen doel en middel. Want het is ook een valkuil als je tekst over het middel gebruikt als vulling voor de lege kwaliteitshuls.

Fotocredits: “Clontarf Pelican eating his food_03&” by Sheba Also 18 Million Views is marked with CC BY-SA 2.0.
Lees meer →

Wanneer is een gesprek over verandering tijdsverspilling? (en drie vragen die je dan kunt stellen)

Mensen die praten over verandering, hebben aan gespreksstof zelden een gebrek. Maar niet elk gesprek over verandering leidt tot verandering.

We verspillen vooral veel kostbare tijd als we blijven hangen in abstracties, modellen, rijtjes en definities. Dan verliezen we ons in de beschouwing. Alleen het verstand is aan het woord, het gevoel staat op mute.

Wat is daar mis mee?

Het gevoel is de motor van verandering. Mensen veranderen niet omdat ze iets snappen, maar omdat er iets is dat ze aan het spreekwoordelijke hart gaat.

Wat dan wel?

Het verstand hoeft het gesprek niet te verlaten. We hebben hem hard nodig als reality check. Het is alleen belangrijk dat we de microfoon van het gevoel óók aanzetten. Daarvoor hoeven we geen geitenwollen sokken aan te trekken. Ook in een zakelijk gesprek zijn passende woorden te vinden om ieders gevoel over de situatie op tafel te leggen.

Hoe dan?

We kunnen elkaar met drie vragen uitnodigen om het gevoel te delen:

1. Wat willen we?

‘Willen’ is een gevoelswoord. Als we mensen vragen wat ze willen, nodigen we hen uit hun verlangen uit te spreken. Dan wijden ze woorden aan een waarde waar ze meer van willen. Bijvoorbeeld gezondheid, stabiliteit, bereikbaarheid, welzijn, gelijkheid, zelfstandigheid.

2. Wat gaat mis als we niets doen?

Met deze vraag stimuleren we mensen om hun pijn op tafel te leggen. Ze zeggen waar ze last van hebben of zich zorgen over maken. Ze delen hun urgentiegevoel. Pijn en verlangen zijn twee zijden van dezelfde medaille. Pijn gaat over diezelfde waarde, maar dan over het tekort eraan als verandering uitblijft.

3. Voor wie willen we dit? 

Met deze vraag brengen we het gesprek naar de afnemer. Dat is degene die de waardevermeerdering in ontvangst neemt. Dat kunnen patiënten zijn, leerlingen, de buren of nieuwe medewerkers. We kunnen het ook zelf zijn. Met de afnemer krijgt de verandering een gezicht. Abstracties raken het hart niet, mensen van vlees en bloed wel.

Dus?

Als een gesprek blijft hangen in beschouwing, is het zaak het gesprek op te zoeken over onze pijn, ons verlangen en de afnemer. Dan kunnen we er achter komen of we hetzelfde willen. Want waar een wil is, is een weg.

Annemarie Mars, juni 2021


Voor de liefhebber

Meer lezen over verstand, gevoel, pijn, verlangen en de afnemer? Lees hoofdstuk 2, 3 en 5 van De functie van frictie

De functie van frictie

Fotocredits: “Swans” by Rebecca Siegel is licensed under CC BY 2.0
Lees meer →

Hoe combineer je wendbaarheid met wetenschap?

Soms zijn twee stellingen allebei een waarheid als een koe, maar kunnen de koeien elkaar bijten als je ze samen in de wei zet. Zoals bij deze twee:

“We moeten wendbaar zijn”

“We moeten evidence based veranderen”

Want bij wendbaarheid denken we vooral aan snel schakelen en bij evidence based veranderen aan bezinnen voor je begint.

Waar kunnen ze elkaar toch ontmoeten?

Evidence based veranderen

Om beide werelden bij elkaar te brengen is het nodig om terug te gaan naar de functie van onderbouwing in veranderprocessen. Om die functie duidelijk te maken geef ik je drie uitspraken van wetenschappers:

Van vier anti-pestmethoden, geeft de tweede de beste resultaten.

Dit vaccin beschermt mensen in 90% van de gevallen

Deze nieuwe werkwijze leidt tot 40% kortere doorlooptijden

Deze wetenschappers laten met hun uitspraken zien dat ze de premisse hebben onderzocht tussen een middel en een doel. De premisse is de centrale aanname die onder de verandering ligt; tussen wat je wilt ontwikkelen of invoeren en het effect dat je daarmee wilt bereiken (Mars, 2016, bladzijde 31).

Tussen een anti-pestmethode (middel) en het welzijn van leerlingen (doel)

Tussen een vaccin (middel) en de mate van bescherming (doel)

Tussen een nieuwe werkwijze (middel) en snelheid (doel)

Annemarie Mars De premisse Doelmiddelverwarring

Als wetenschappers analyseren hoe het middel in een grote steekproef van situaties inwerkt op zijn doel, helpen ze ons om in te schatten hoe het ook in onze eigen situatie zal uitwerken. Die onderbouwing beschermt tegen oplossingen die op het moment dat we ze bedenken een goed idee lijken, maar die de toets van de complexe praktijk niet doorstaan.

Evidence based veranderen is ons wapen tegen luchtkastelen, opwellingen, kwakzalverij en hypes.

Doelmiddelverwarring

Nu kunnen we ook een belangrijke oorzaak onder ogen zien die evidence based veranderen belemmert. Onderbouwing veronderstelt het bestaan van een middel en een doel. En in te veel veranderingen staat op de richtingaanwijzer alleen een middel. Het echte doel is op de achtergrond geraakt (en de urgentie dus ook, maar dat is een ander blog). Mensen weten nog wel wat ze aan het bouwen of invoeren zijn, maar niet meer wat ze ermee willen bereiken.

Een gebrek aan evidence based veranderen is dan een symptoom van een dieper probleem: van doelmiddelverwarring. Die veel voorkomende valkuil is dubbel tragisch: door een gebrek aan richting zullen deze veranderingen mislukken, terwijl het mechanisme ontbreekt om er achter te komen dat ze aan het mislukken zijn.

Wendbaarheid

Maar hoe zit dan met de stelling dat we in tijden van continue verandering vooral wendbaar moeten zijn? Want als je moet wachten tot een idee wetenschappelijk is gevalideerd, hebben concurrenten je al drie keer ingehaald. Of is het probleem dat je wilt oplossen alleen maar erger geworden. En in een vloeibare wereld krijgen doel en middel gaandeweg vorm. Kun je je aannames wel onderzoeken van een verandering die nog volop aan het uitkristalliseren is?

Het antwoord is volmondig: ja! Een streven om wendbaar te zijn mag nooit een reden zijn om van onderbouwing af te zien. Het niet meer ter discussie stellen van je aannames noemen we immers tunnelvisie. Dan ben je wendbaar, maar je wendingen brengen je van de regen in de drup.

Je eigen onderbouwing

Wat doe je dan als jouw idee niet wetenschappelijk gevalideerd is, maar je toch denkt dat je een oplossing op het spoor bent voor een urgent probleem? Dan is het zaak je evidence zelf te gaan verzamelen. Dat betekent dat je drie onderwerpen gedurende het hele proces vast op de gespreksagenda zet:

  • Wat je wil bereiken
  • Hoe ver je daar nu vanaf zit
  • Welke signalen je krijgt dat het middel je dichterbij je doel brengt

Toepasbaarheid

De drie vaste gespreksonderwerpen gelden trouwens net zo goed als je idee al wel wetenschappelijk is onderzocht. Want elke situatie is anders. In jouw situatie kunnen andere variabelen meespelen dan die in het onderzoek zijn meegenomen. Jij kunt nevendoelen nastreven die buiten de reikwijdte vallen van de onderzoekshypothese. Jouw situatie kan behoren tot de 20% in het onderzoek dat uitwijst dat het middel in 80% van de gevallen effectief is. De kunst van evidence based veranderen is om gedegen onderzoek in een steekproef van talloze situaties te beoordelen op zijn toepasbaarheid op jouw situatie.

Dus?

Je combineert wendbaarheid en wetenschap als je de knappe koppen uit de wetenschap volop benut, en je ook je eigen hoofd erbij houdt.

Annemarie Mars, april 2021


Voor de liefhebber

Als je een voorbeeld wil zien van een evidence based veranderproces in een hogeschool, waarin docententeams werken aan een een studeerbaar curriculum (middel) om onnodige uitval en vertraging tegen te gaan (doel), op basis van bestaand wetenschappelijk onderzoek – bijeen gebracht door het lectoraat -, en waarin effectmetingen in de aanpak waren geborgd, download dan de casusbeschrijving ‘Een ander hoe’ uit 2019, die ik schreef samen met Kitty Kwakman (bestuurder), Marcel van der Klink (lector) en Nicole Theunissen (programmamanager). Ik vind het – al zeg ik het zelf – een mooi voorbeeld van hoe de weerbarstige veranderpraktijk en wetenschap elkaar kunnen versterken. In dit traject konden de koeien het in elk geval prima met elkaar vinden :-).

Lees verder over de onderbouwing van de premisse in ‘Hoe krijg je ze mee?’, paragraaf 2.4 (Onderbouw het probleem met feiten), en over het onderscheid tussen doel en middel in ‘De functie van frictie’, het gelijknamige hoofdstuk 5.

Fotocredits: “Silent hunter” by photophilde is licensed under CC BY-SA 2.0
Lees meer →
Annemarie Mars - Hoe beoordeel je een plan

Hoe beoordeel je een plan? (ook als je geen black belt hebt)

Het is een zuchtklus.

Een plan beoordelen dat iemand anders heeft gemaakt.

Het Masterplan voor de strategie-implementatie. De subsidieaanvraag voor het regionale samenwerkingsverband. De sheets over de Transformatie-roadmap.

Hoe kun je zien of zo’n plan goed is? Juist als het gaat over een complexe veranderopgave? En zelfs als het is geschreven in de geheimtaal van een methode waarin je niet bent gecertificeerd?

Daar heb ik een simpele manier voor. Het is een woordentest in vijf stappen. (meer…)

Lees meer →